in gewelf
De gotiek is, constructief gezien, begonnen als technische vervolmaking van
de laat-romaanse
gewelven
met hun schoorconstructie. Het gewicht van het gewelf werd steeds meer
geconcentreerd op de
gewelfribben.
De
sluitsteen
bovenin speelde daarbij een cruciale rol. In de
ster-
en
netgewelven
kwamen er steeds meer ribben en, naast de sluitsteen, ook
knoopstenen.
De centrale sluitsteen werd soms benadrukt door deze te laten 'hangen'.
Dat was geen technische verbetering,
maar puur een misleidend hoogstandje, bedoeld om onbegrepen te blijven.
Hoe kan die centrale steen nu zijn werk doen wanneer hij hangt? Nou, hij hangt niet.
De feitelijke sluitsteen ligt veel hoger en doet zijn werk op de aloude wijze.
Er is in dit geval een naar beneden stekend gedeelte aan gekoppeld,
dat doet alsof het de sluitsteen is. De gewelfribben moeten meespelen en hun
naar het midden toe neerbuigende gedeelte is, constructief gezien,
net zo nep als de 'sluitsteen'.
Ook hier liggen de werkelijk dragende ribben hoger, onzichtbaar voor de leek.
Deze vorm van laat-gotische grappenmakerij is nogal on-Hollands.
Het fenomeen is vooral te vinden in Engeland en het zuiden van Europa.
Het toppunt van 'onmogelijkheid' op dit gebied is de
Mariakroon,
een opengewerkte hangende sluitsteen.
Tekst: Jean Penders, 02-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders